Farmacokinetiek
|
Eindtermen
[zoals beschreven in de reader] De biologische beschikbaarheid (F) is de fractie van de toegediende dosis die onveranderd de algemene circulatie bereikt. Na orale toediening kan een deel van de geabsorbeerde stof worden gemetaboliseerd door enzymen in darmen of lever voordat het in de circulatie komt (first-pass effect). Bij intraveneuze toediening is de biologische beschikbaarheid 100%. Het verdelingsvolume is de verhouding tussen de hoeveelheid geneesmiddel in het lichaam en de plasmaconcentratie (direct na toediening is dat F x D/C0). Het verdelingsvolume bepaalt de hoogte van een oplaaddosering. Het verdelingsvolume kan groter zijn dan het lichaamsgewicht en wordt daarom vaak fictief verdelingsvolume genoemd. |
De klaring is de hoeveelheid plasma die per tijdseenheid van stof wordt ontdaan. Het is een maat voor de eliminatiecapaciteit door lever en nier. De onderhoudsdosis in steady state is alleen afhankelijk van de klaring. Enzyminhibitors zorgen voor hogere bloedspiegels, waarvan het effect direct optreedt (azolen, grapefruitsap, claritromycine, erytromycine en verapamil). Door enzyminducers worden medicijnen sneller afgebroken (rifampicine, carbamazepine, St. Janskruid). Dit effect treedt pas na dagen tot weken op.
De halfwaardetijd (T1/2) is de tijdsduur waarin de plasmaconcentratie in waarde halveert. De tijd tot het ontwikkelen van steady state is alleen afhankelijk van de halfwaardetijd. De halfwaardetijd bepaalt de noodzaak van een oplaaddosering. Een lange halfwaardetijd kan zowel door een geringe klaring als door een groot verdelingsvolume worden veroorzaakt.
Links:
Lareb
De halfwaardetijd (T1/2) is de tijdsduur waarin de plasmaconcentratie in waarde halveert. De tijd tot het ontwikkelen van steady state is alleen afhankelijk van de halfwaardetijd. De halfwaardetijd bepaalt de noodzaak van een oplaaddosering. Een lange halfwaardetijd kan zowel door een geringe klaring als door een groot verdelingsvolume worden veroorzaakt.
Links:
Lareb